Tijd voor seksuele diversiteit
Scholen moeten verplicht aandacht besteden aan seksuele diversiteit. Sterker nog, wie dat niet of onvoldoende doet, wordt bestraft1. Al in 2009 vond de politiek dat scholen seksuele diversiteit beter onder de aandacht moesten brengen, maar vorig jaar bleek uit een rapport2 van de Onderwijsinspectie dat nog maar een derde van de scholen hiervoor een plan had. De reden? Lesgeven in seksuele diversiteit is lastig, want het kan op weerstand rekenen van jongeren.
Houding van scholieren
De meerderheid van de jongeren zegt voor gelijke rechten te zijn van homo’s. Hand-in-hand lopende en zoenende homo’s kunnen echter bij een aanzienlijke groep jongeren niet op goedkeuring rekenen. Ook blijkt uit het onderzoek dat homoseksuele jongeren meer problemen thuis en op school hebben. Ze ervaren minder steun vanuit thuis, vinden school minder leuk en zijn minder close met hun docent. Bovendien worden ze vaker gepest. De Nederlandse bevolking denkt niet eenduidig over diversiteit en seksualiteit. Zeker als het gaat om seksuele oriëntatie en genderidentiteit. Jongeren krijgen deze opvattingen in meer of mindere mate mee uit het gezin waarin ze opgroeien, de media en vanuit de vriendengroep waarmee ze omgaan.
Het OGLO-model
Het is de vraag hoe je als docent omgaat met al die verschillende meningen en oordelen van jongeren. Het begint ermee dat je de verschillende houdingen kunt duiden en kunt plaatsen in een kader. Daar is het onderstaande figuur handig voor. EduDivers noemt dit het OGLO-model, naar de beginletters van de vier categorieën.
Opmerkingen uit de klas kun je vaak indelen in een of meerdere categorieën. Zo kun je als docent herkennen waar de (voor)oordelen van leerlingen zitten. Hoe meer iets afwijkt van zijn opvattingen, hoe meer een leerling zich geïntimideerd voelt. Het is dus voor de docent een hele uitdaging om het gesprek over zulke gevoelige onderwerpen in de klas gaande te houden, zonder te verzanden in heftige emoties. Hoe doe je dat?
Empathisch gesprek
Het is de kunst om niet op de inhoud van opmerkingen of vragen in te gaan, maar naar het gevoel van de jongere te vragen. Vraag dus niet waarom een leerling een homo raar vindt, maar wat voor gevoel hem of haar dat geeft. Hierbij moet je wel een kanttekening plaatsen: niet iedere jongere is ervan gediend naar zijn gevoel gevraagd te worden. Het komt soms wat soft over. Bij stoere leerlingen kun je als docent beter een omtrekkende beweging maken.
Een systematische aanpak van een dialoog bereik je met de taxonomie van onderwijskundige Krathwohl. Hij heeft vijf stappen beschreven voor hoe je een dialoog systematisch kunt plannen. Volgens Krahtwohl moet je eerst de emotionele aandacht krijgen van jongeren, voordat je de actieve aandacht (nieuwsgierigheid) kunt stimuleren. Hoe dit in zijn werk gaat, kun je leren in de cursus Lesgeven over seksuele diversiteit.
1 www.rtlnieuws.nl/nederland/politiek/straf-voor-scholen-die-geen-homovoorlichting-geven
2 www.onderwijsinspectie.nl/documenten/publicaties/2016/06/01/rapport-omgaan-met-seksualiteit-en-seksuele-diversiteit